Een verrassing voor Nina. Een Sinterklaas verhaal voor het oudere kind.

Wouter fietste alsof zijn leven ervan afhing.
Waarom had hij niet eerder aan deze oplossing gedacht. Het was zo voor de hand liggend.
Als er één man op de wereld was die hem kon helpen, dan was het Sinterklaas wel.
Hij had besloten direct uit school naar het kasteeltje te fietsen, waar de Sint dit jaar zijn intrek had genomen. Het lag iets buiten het dorp. Wouter wist dat, omdat de kleuters van zijn school daar die ochtend een bezoek gebracht hadden.

Na twintig minuten fietsen bereikte hij het gebouw. Hij smeet zijn fiets op de grond en rende de poort binnen.
Het was er een drukte van belang. Overal liepen Pieten, een enkeling had zijn muts en pruik afgezet en toonde zijn blonde haren, van een ander begon de schmink al behoorlijk door te lopen. Het was het einde van een vermoeiende werkdag.
Wouter ging recht op zijn doel af: de kamer van Sinterklaas. Hij vond die door een bordje op de deur.
Na een enkele klop liep hij het vertrek binnen. Hij zag de sint achter zijn bureau zitten, de voeten op tafel, de mijter op schoot en zijn baard onder de kin.
In een paar seconden had de man de voeten van tafel gehaald en deed hij een poging zijn uitdossing te fatsoeneren.
Wouter maakte een handgebaar. ‘Stop maar Sinterklaas. Ik ben twaalf jaar, dus ik weet wel dat u niet echt bestaat. Dat het maar een toneelspel voor kleine kinderen is.’
Verbijsterd keek de sint hem aan, terwijl hij toch nog even zijn baard in juiste positie bracht. ‘Maar, wat doe je hier dan jongen.’
‘Ik heb een probleem en u bent de enige die dat kan oplossen.’ begon Wouter.
‘Ga even zitten, jongen. Volgens mij heb je hard gefietst. Wil je wat drinken?’

Wouter knikte. ‘Graag Sint.’

‘Zeg Kees.’ de sint keek wat onhandig naar zijn knecht ‘ik bedoel eh…. Piet, zou jij wat te drinken willen inschenken voor onze jonge vriend?’ Kees knikte en pakte een glas.

‘Vertel me nu eerst eens hoe je heet en wat je probleem is’ ging Sinterklaas verder.

‘Ik ben Wouter en het probleem is mijn zusje van vijf.’ zei Wouter en hij nam een flinke slok van zijn drinken, dat Kees de Piet intussen voor hem had neergezet.
‘Ga door.’ gebaarde de sint.
‘Het zit zo: mijn zusje is aan haar beentjes geopereerd, die groeiden scheef en nu moet ze een paar maanden in het gips.’ 
‘Ach wat sneu.’
‘O,  ze is dapper hoor, ze klaagt nooit. Maar nu is er iets wat ze dolgraag wil hebben, alleen doen mijn ouders  er nogal moeilijk over.’
‘Vertel het maar jongen.’
‘Nou kijk, ik heb het hier opgeschreven en ook waar je het kunt krijgen. Weet u, als ik het koop, zullen ze vast zeggen dat ik het weer terug moet brengen, maar als u er mee aankomt, dan kunnen ze dat niet weigeren, toch?’ hoopvol keek Wouter de oude man aan. Deze had het briefje aan zijn assistent laten zien, die zijn wenkbrauwen hoog optrok, ten teken dat hij het niet zo zag zitten.
Sinterklaas ging eens verzitten, schraapte zijn keel en zei: ‘Wouter, ik beloof niets, maar ik zal zien wat we er aan kunnen doen. Als het lukt, zal ik het cadeau op vijf december persoonlijk komen aanbieden. Heb je het adres voor me?’

‘Dat staat op de achterkant van het briefje, Sinterklaas.’
‘Mooi zo, dan moet je nu maar snel maken dat je thuis komt, voordat het donker wordt.’
‘Is goed Sint. En weet u? U bent dan misschien niet echt, maar u denkt wel als de echte. U bent een coole Sint’
De man glimlachte, hij bracht de jongen naar de uitgang en zwaaide hem uit tot hij uit het zicht was verdwenen. Daarna keek hij zijn metgezel eens aan.
‘Tja Kees, wat moeten we hier nu weer mee.’

Wordt vervolgd