Willem

Willem vond zichzelf een gelukkig mens.
Hij had een prachtige baan en sinds kort de vrouw van zijn dromen.
En beiden had hij aan die dekselse Aagje Meijer te danken.
Mejuffrouw Meijer werkte op de middelbare school waar Willem leerling was. Hij had het daar prima naar zijn zin, vooral na schooltijd vermaakte hij zich uitstekend met zijn vrienden. Ze gingen dan voetballen of mountainbiken.
Alleen het leren ging hem minder goed af. Hij had veel moeite met lezen, hij haalde de woorden en letters nogal eens door elkaar. Het bleek dat hij dyslexie had.
Zijn droom om gymnastiekleraar te worden was in duigen gevallen. Bovendien verwachte zijn vader, dat hij in de groentezaak zou komen werken, die al generaties lang in de familie was. ‘Willemsen en Zoonen’. Helaas had de laatste Willemsen maar één zoon, dus Willem zag zichzelf min of meer verplicht in de groentewinkel te gaan werken.
Op een dag was Mejuffrouw Meijer naar hem toegekomen. Klein van stuk, gekleed in een geruite rok en grijs twinset. Een vriendelijke vrouw die al jaren op de administratie werkte en altijd van alles op de hoogte was, voor iedereen had ze wel een vriendelijk woordje, een bemoedigend knikje of een troostende arm klaar.
Ze had aan hem gevraagd wat zijn toekomstplannen waren. Hij vertelde haar van zijn grote droom ooit gymleraar te worden, maar dat zou door zijn moeizame studieresultaten en het familiebedrijf waarschijnlijk nooit realiteit kunnen worden.
Een paar weken later moest hij bij zijn decaan komen. Tot zijn grote verbazing zat zijn vader ook in het kleine kantoortje. Na een gesprek van drie kwartier werd duidelijk dat Willem een speciaal dyslexie programma zou volgen en dat zijn vader er mee akkoord ging, dat Willem, na het behalen van zijn diploma, naar het CIOS zou gaan om een opleiding tot Leraar Lichamelijke Opvoeding te volgen.
En zo gebeurde het. Hij had er hard voor moeten werken, maar op zijn twintigste kreeg hij zijn felbegeerde papiertje. Dankzij de tip van Mejuffrouw Meijer, kon hij als gymleraar op zijn oude school beginnen.
Hij genoot ervan om het beste uit zijn leerlingen te halen.
Een van hen, Leon, had het zelfs het junioren kampioenschap gehaald met atletiek.
Mejuffrouw Meijer had hem gevraagd of hij Leon kon begeleiden op de atletiekclub, waar Willem trainer was. Ze had zelfs al een oplossing gevonden voor het contributie probleem van de jongen: een baantje in de zaak van Willemsen en Zoonen. Op een dag had ze hem geld gegeven om een paar goede hardloopschoenen te kopen voor zijn pupil, Leon had van dit alles niets mogen weten. “Verzin er maar wat op.“ had ze gezegd.
Al snel bleek Leon bovengemiddeld te presteren. Leons moeder, Hettie, en Mejuffrouw Meijer waren trouwe toeschouwers. Op een zekere dag had Mejuffrouw Meijer, Willemsen senior uitgenodigd voor een wedstrijd. Hettie en zijn vader bleken het goed met elkaar te kunnen vinden en het duurde niet lang of zijn vader onthulde hem en dat hij en Hettie een relatie hadden. Niet veel later waren ze getrouwd en zo werd Leon zijn halfbroertje. Nu had Willemsen toch zijn ‘Zoonen’, al is er geen van de twee de groenten in gegaan.
Tijdens dezelfde wedstrijd dat zijn vader zijn toekomstige echtgenote had ontmoet, had Mejuffrouw Meijer haar nichtje meegenomen. Een dochter van haar zus in Hattem. Een jonge vrouw met prachtige kastanje bruine krullen, lichtgroene ogen en een klein wipneusje.
Willem had normaal gesproken altijd zijn woordje klaar, maar nu liep hij maar stom te hakkelen. Vanaf het ogenblik dat hij haar zag, was hij verkocht.
Terug op school probeerde hij van alles over haar aan de weet te komen.
Mejuffrouw Meijer vertelde dat Bianca een moeizame tijd achter de rug had gehad. Ze was net begonnen als onderwijzeres op een basisschool, toen de ziekte van Pfeiffer haar ziek thuis hield. Haar vriend had haar na een relatie van drie jaar plotseling in de steek gelaten en tot overmaat van ramp, moest ze haar flatje uit omdat haar huurbaas ineens de huur opzegde.
Mejuffrouw Meijer had haar uitgenodigd een tijdje bij haar te komen uitblazen.
Willem verzon iedere keer een smoesje om even langs het huisje in de Groenlingstraat te gaan, waar Aagje en haar man Simon woonden.
Met knikkende knieën had hij Bianca gevraagd of zij hem wilde begeleiden naar een feest ter ere van het veertig jarige bestaan van de school. Tot zijn grote geluk had ze daar mee ingestemd. De avond was uitermate plezierig verlopen en toen hij haar naar huis bracht vroeg hij of hij haar nog eens mee uit mocht vragen. Bianca had licht gebloosd en dat maakte haar nog aantrekkelijker.
Tijdens een etentje had hij de stoute schoenen aangetrokken en haar verteld wat hij voor haar voelde. Hij kon zijn geluk niet op toen ook zij hem meer dan leuk vond. Drie weken geleden waren ze getrouwd.
‘Tante’ Aagje was hun getuige geweest. Ze had een donkerblauw mantelpakje gedragen en had ineens niets meer op Mejuffrouw Meijer geleken.
Het was een fantastische dag geworden. De zon scheen uitbundig en Bianca was de mooiste bruid, die hij ooit had gezien.
’s Avonds hadden ze een groot feest gegeven. Zijn collega’s hadden een stukje voor hen gedaan: het overbekende ABC.
Hij had niet alles onthouden, maar het begin had hij onthouden:
‘De A is van Aagje, die bracht jullie bijeen….’
En zo was het, tante Aagje Meijer, zoals hij haar nu mocht noemen, had een belangrijke rol in zijn leven gespeeld en hij was haar daar dankbaar voor.

 

 

Zeg het maar: