Alice

Alice drukte zachtjes met haar vingers tegen haar slaap. Even sloot ze de ogen. Ze had hoofdpijn. Vannacht had ze dankzij de huilende baby van de bovenburen, bijna geen oog dicht gedaan. Bovendien kon ze niet goed het warme weer.
De groep die ze vandaag begeleidde was ook drukker dan normaal. Het was een groep Nederlandse senioren en ze bleven maar kletsen en vroegen haar de oren van het hoofd. Soms had ze het helemaal gehad met haar baan.
Ze was als negentienjarige naar New York gekomen om daar een carrière als fotomodel op te bouwen. Helaas was dat jammerlijk mislukt. Ze was vertrokken naar Washington, waar ze nu alweer ruim vijfentwintig jaar de kost verdiende als reisleidster voor groepen toeristen.
De bus stopte. Van hieruit zou het gezelschap een wandeling maken naar de National Mall. Het grote stadspark met daarin onder andere het Washington monument. Van daaruit konden de toeristen uitstapjes maken naar verschillende bezienswaardigheden.
Toen de warme lucht door de geopende deuren naar binnen drong, besloot Alice haar gasten er maar alleen opuit te sturen. Ze gaf iedereen een plattegrond en drukte ze op het hart vooral bij elkaar te blijven en om vijf uur weer bij de bus te zijn, zodat ze om zes uur aan konden schuiven voor de maaltijd in hun hotel.
De twintig Nederlandse toeristen trokken er goedgemutst op uit. Blij dat ze verlost waren van die chagrijnige Alice. Het mens had amper de moeite genomen om op hun vragen te reageren.
Leo had al snel de leiding genomen. Hij stak zijn reisgids in de lucht en de groep liep als een stel volgzame kuikens achter hem aan.
Aagje en Simon waren ook van de partij. Ze hadden deze reis, langs de grote steden van Amerika, cadeau gekregen van een dankbare Londense vrouw, die ze bijgestaan hadden na een noodlottige val van het klif in Cornwall.
Aagje vond het erg spannend, want al had ze inmiddels al heel wat van Europa gezien, Amerika had altijd een droom geleken.
Ze genoot met volle teugen van de tuinen, de fonteinen en de monumenten in de National Mall. Eenmaal bij het Washington monument aangekomen, hadden ze een schitterend uitzicht over het park, en zagen ze het Capitol recht voor zich liggen.
Aagje had graag een van de musea bezocht, maar helaas was daar geen tijd voor. De groep besloot naar het Capitol te lopen.
Ze waren halverwege het park, toen Aagje een klagelijk gejank hoorde. Het leek vanuit een bosje te komen.
Aagje en Simon liepen op het geluid af en vonden een zwarte hond, die met zijn riem verstrikt zat in de struiken. Het zag er angstig en vies uit.
“Ach, arme schat. Hebben ze je hier achter gelaten? Of ben je ontsnapt?” zei Aagje op een sussende toon. Ze gaf hem een stukje koek dat ze in haar tas had gevonden en wat water uit haar flesje.
“Kijk,” merkte Simon op, “hij heeft een penning om. Waarschijnlijk staat daar zijn adres op.”
Ze bestudeerden de penning en lazen: “Bo, 1600Penns.Av.NW”.
“Ik denk dat het Pennsylvania Avenue moet zijn.” zei Leo en zocht het adres op de kaart.
Ze zagen dat het niet zo ver van het park verwijderd lag en besloten de hond terug te brengen naar zijn baasje.
Simon had de hondenriem strak in handen, want de hond was nog jong en probeerde iedere keer weg te springen.
Na een korte wandeling hadden ze het adres gevonden. Aagje en Simon zouden de hond afleveren, de rest van de groep wachtte op hen op een bankje in de schaduw.
Het adres bleek een enorm huis te zijn, omsloten door hekken. Aagje zag een geüniformeerde man bij de toegangspoort staan.
Ze liepen op hem af en vertelden hun verhaal over de hond die ze gevonden hadden en de penning waarop dit adres stond.
De agent bedankte hen, waarna hij het hek binnenliep om de hond aan de baas over te dragen.
Aagje en Simon waren net weer op weg naar hun groepsgenoten, toen ze achter zich iemand hoorde roepen. “Madame, Sir! One moment please!”
Verbaasd keken ze om en zagen de politieman op hen aflopen. Hij legde uit, dat de bazin van Bo bijzonder blij was, dat de hond weer terug was en hen persoonlijk wilde bedanken.
Aagje en Simon liepen met de man mee. Eenmaal in de tuin kwam een lange donkere vrouw met uitgestrekte armen op hen aflopen. “Ze kuste de verbouwereerde Aagje en Simon tweemaal op de wang. “Thank you so much.” zei ze. “Bo was vanmorgen bij het uitlaten ontsnapt en hij was nergens te vinden. Mijn dochters waren ontroostbaar. Ik zou u graag een kopje thee aanbieden.”
“Oh, dat is heel aardig van u, maar we zijn met twintig man, ziet u.” zei Aagje.
“Maar dat geeft niets. Haal uw vrienden maar op, dan drinken we wat in de tuin. Trouwens mijn naam is Michelle en u bent?”
“Aagje, Aagje Meijer en dit is mijn man Simon.”
Het werd een aangenaam uurtje en pas toen de man van Michelle zich bij hen voegde, drong het tot Aagje door, dat ze op de thee was bij de president van de Verenigde Staten.
Veel te laat verliet het gezelschap het Witte Huis, uitgezwaaid door een vrolijke familie Obama.
Een half uur later dan gepland kwamen ze bij de bus aan, waar Alice hen geërgerd opwachtte.
“Wat hadden we afgesproken? Vijf uur en het is nu half zes. We moeten racen om nog op tijd te zijn voor het diner.” bromde ze.
“Ik kan het utleggen,” begon Aagje “we werden uitgenodigd op de thee bij..”
“Ja, ja, het zal wel. Nu opschieten. We moeten echt weg.”
Kwart over zes stopte de bus bij het hotel. Alice leverde het gezelschap af bij de eetzaal en vertrok naar haar kamer.
Na een verfrissende douche pakte ze een drankje uit de minibar en ging op bed liggen.
Ze deed de televisie aan. Net op tijd voor het zevenuur nieuws.
Ze verslikte zich in haar drankje en haar ogen vielen bijna uit de kassen, toen ze de beelden van het eerste nieuwsitem zag: Een klein vrouwtje en een lange man, geflankeerd door de familie Obama.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zeg het maar: