Peter

Peter lag met geopende ogen op het hotelbed in Argentinië.
Naast hem lag de Verrukkelijke Vera. Ze bewoog in haar slaap.
Voorzichtig, om haar niet te wekken, stapte hij uit bed en ging op het balkon staan. Hij stak een sigaret op.
De dag was amper begonnen en toch krioelde het al van het verkeer beneden hem op straat.
Hij had zijn besluit genomen. Hij moest een manier vinden om van Nancy af te komen.
Scheiden was geen optie. Dan zou hij geen rooie cent krijgen.
Het was een slimme zet geweest om met de rijke Nancy te trouwen. Zelf had hij geen penny en hij leefde helemaal op de zak van zijn steenrijke, maar oersaaie vrouw.
Helaas had haar vader lucht gekregen van zijn vele vriendinnetjes en gedreigd hem uit het bedrijf en de familie te zetten als het gescharrel niet onmiddellijk afgelopen was.
Dan zou het afgelopen zijn met zijn lekkere leventje. Nee, dat mocht niet gebeuren.
Hij keek nog eens naar de straat onder hem.
Langzaam ontvouwde zich een plan in zijn hoofd.
Hij zou met haar naar Cornwall gaan. Daar zeurde ze al jaren over, maar hij had nooit zin gehad om naar die saaie uithoek te gaan.
Hij zou haar naar de kliffen loodsen en in een onbewaakt ogenblik naar beneden duwen. Er gebeurde daar wel vaker ongelukken met onoplettende en roekeloze wandelaars.
Na zijn terugkeer in hun luxe appartement aan de wijk Kensington in Londen, had hij zijn plan verder uitgewerkt.
Het moest een weekend worden met slecht weer, dan was de kans op wandelaars het kleinst. Hij zou een licht slaapmiddel in haar drankje doen.
De rest was kinderspel: een duw en klaar.
Daarna zou hij de politie waarschuwen en de treurende weduwnaar spelen.
Nadat hij de erfenis had geïncasseerd, zou hij niet langer in hun gezamenlijke woning kunnen blijven wonen wegens ‘teveel herinneringen’. Hij zou vertrekken naar het buitenland, waar hij een heerlijk leventje zou gaan lijden met de Verrukkelijke Vera. Of iemand anders, als hij zat van haar werd.
Het plan liep gesmeerd.
Nancy was opgetogen geweest over het vooruitzicht naar Cornwall te gaan.
Dagenlang had ze hem vermoeid met het gekir zo gelukkig te zijn.
Hij had haar alleen kunnen verdragen door het uizicht dat hij binnenkort van haar verlost zou zijn.
Ze had zich in die afschuwelijke waxcoat gehesen, waardoor ze er nog onflatteuzer uit zag dan ze al was.
Hij had een licht slaapmiddel in haar Irish coffe gedaan en met haar naar de kliffen gelopen.
Er was niemand in de buurt geweest en het had hem weinig moeite gekost om Nancy over de rand te duwen.
Hij keek nog even waar ze lag. Het viel hem een beetje tegen dat ze niet dieper was gevallen, maar ze bewoog niet meer en haar lichaam lag er zo raar bij, ze moest wel dood zijn, of in ieder geval zo goed als.
Nu kwam de rest van zijn plan: de politie waarschuwen.
Op zijn gemak wandelde hij terug naar de pub waar ze hun laatste stop hadden gehad. Hij wilde zijn vrouw de tijd geven om te sterven.
Het laatste stukje rende hij.
Hij gooide de deur open.
“Help, mijn vrouw is van het klif gevallen! Bel de politie! Vlug!”
De mannen die nog steeds aan de bar zaten, grepen hun jassen en renden naar buiten. Op weg naar de plek des onheils.
“Wat doen jullie ook daar, met dit weer. Het is daar levensgevaarlijk.” zeiden ze.
“Ik had haar al gewaarschuwd, maar ze wilde beslist naar het klif.” jammerde de ongeruste echtgenoot.
“Als die Hollanders ook maar niet zo stom zijn, die zouden daar ook heengaan.” bromde een barbezoeker. “We hadden ze al gewaarschuwd, maar dat kleine vrouwtje en die lange vent, wilden per se naar het klif.”
Inmiddels waren ze bijna bij het rampgebied.
Peter zag twee mensen op de buik liggen en over de rand kijken. Ze riepen iets naar beneden.
Hij voelde een lichte paniek opkomen, dit hoorde niet bij zijn plan.
In de verte loeide de sirenes van de politie en de ambulance.
Toen ging alles snel.
De lange man stond op en greep Peter vast. Voor een oudere man was hij verrassend sterk.
Het kleine vrouwtje lag nog steeds op haar buik en riep naar de gewonde vrouw beneden in het klif dat de hulp dichtbij was en dat ze vol moest houden.
Peter werd overgedragen aan de politie.
“Deze man probeerde zijn vrouw te vermoorden. We hebben alles gezien door de telelens van ons fototoestel, mijn man heeft er zelfs foto’s van gemaakt.” verklaarde de oudere vrouw later.
“Ik zag dat hij iets in het drankje van zijn vrouw deed en toen besloten we achter ze aan te gaan.” Ging ze verder. “Ik had een naar voorgevoel. Dat heb ik wel eens vaker, moet u weten.”
Haar man nam het over: “Op een gegeven moment waren we ze uit het oog verloren. Toen zagen we hen bij de rand staan en ineens duwde hij haar naar beneden. We waren te ver weg om te waarschuwen, bovendien waaide het te hard, ze zou ons nooit gehoord hebben. Op deze foto kunt u duidelijk zien dat hij haar duwde.”
Na een moeilijke reddingsactie werd Nancy uit het ravijn gehaald.
Ze had verschillende botbreuken en schaafwonden en waarschijnlijk een hersenschudding maar ze leefde.
Eenmaal in de ambulance wilde ze haar redders bedanken.
“Hartelijk dank, jullie moeten wel engelen zijn.”
De vrouw gaf haar een voorzichtig klopje op de hand. “ Ach nee hoor, wij zijn heel gewone mensen. Mijn naam is Aagje, Aagje Meijer en dit is mijn man, Simon Vermeulen.”

 

Zeg het maar: