Aagje

Sinds haar twintigste was Aagje niet echt veranderd.
Tot haar zesendertigste had ze haar zieke moeder verzorgd tot die was overleden. Aagje bleef in het kleine huisje wonen waar ze geboren was.
Ze had de oude gebruiken van haar moeder overgenomen.
Maandag was wasdag, woensdag gehaktdag en zondag trok ze haar zondagse kleren aan en ging ze naar de kerk.
’s Ochtends om zeven uur ontbijten. Ze nam dan een boterham met kaas, een cracker met jam, een glas vruchtendrank en een kop thee. Twee keer per week kookte ze een eitje, vaker was overdadig en bovendien niet gezond. Wanneer ze klaar was met haar werk, deed ze haar boodschappen en om zes uur gebruikte ze haar avondeten. Om acht uur dronk ze een kopje koffie, ‘s zondags nam ze daar een lekkere koek bij. Half elf lag ze in bed en na nog een halfuurtje te hebben gelezen deed ze het licht uit en ging ze slapen.
Ze werkte al bijna veertig jaar als secretaresse op een middelbare school. Voor leerlingen en personeel was ze een baken op woelige zee.
Om haar heen was alles veranderd en hoewel de leerlingen de leraren al jaren tutoyeerde, bleef zij: Mejuffrouw Meijer.
Ze zwoer bij haar geruite rok, twinset en degelijke schoenen. Haar haren had ze al jaren in dezelfde gemakkelijke coup geknipt.
Haar leven verliep ordelijk en overzichtelijk.
Toen ontmoete ze Simon. Hij was tijdelijk ingetrokken bij zijn broer, Aagjes buurman.
Simon was zeeman in ruste, maar Aagje vond hem behoorlijk rusteloos.
Hij was vaak op pad en trok er regelmatig met zijn kleine zeilbootje op uit.
Ze hadden wel eens een praatje gemaakt en Aagje had hem uitgenodigd voor een kopje koffie.
Ze genoot van alle verhalen die hij vertelde over de verre oorden die hij had bezocht. Zelf was ze nooit verder gekomen dan Hattem, de woonplaats van haar zus.
Op den duur werd het een gewoonte dat Simon de woensdagavond een kopje koffie kwam drinken. Aagje deed er voor de gelegenheid een koekje bij en ’s avonds om half tien schonk ze hem een borreltje in. Zelf nam ze dan een glaasje sap, want alcohol doordeweeks, dat hoorde niet in haar leventje.
Soms was Simon ineens een paar weken weg. Dan trok hij door Frankrijk of Italie en verdiende er onderweg zijn eten door allerlei klusjes aan te pakken.
Aagje betrapte zich erop, dat ze bij thuiskomst uit haar werk hoopte dat de oude kever van Simon er weer zou staan.
Op een avond stond haar buurman voor de deur. Aan zijn gezicht kon ze zien dat er iets mis moest zijn.
Hij vertelde dat Simon in Zuid-Frankrijk een hartaanval had gehad. Hij was gedotterd en het ging redelijk goed met hem, maar hij moest nog wel een paar dagen in het ziekenhuis blijven.
Aagje voelde haar benen slap worden, ze moest even zitten.
Simon een hartaanval? Stel je voor dat hij dood… En nu lag hij daar moederziel alleen.
Plotseling stond ze op, ze wist wat ze moest doen. Ze belde de directeur van haar school met de mededeling dat ze vanaf morgen een paar vrije dagen op zou nemen.
En zo kwam het dat Aagje, die nog nooit verder was geweest dan Hattem, op haar zestigste haar geruite rok en twinset verruilde voor een jeans en een bloesje, een rieten hoed opzette en per TGV naar Marseille vertrok. En daar haar zeeman in de armen sloot om de rest van hun reis, samen op te varen

Een gedachte over “Aagje

Zeg het maar: