Ben

Ben Willemsen stond voor de open deur van zijn groentewinkel.
Het was een regenachtige maandagmiddag en rustig op straat.
Ben was vierenvijftig, hij had de zaak jaren geleden overgenomen van zijn vader.
‘Willemsen en Zoonen’ stond er in sierletters op de winkelruit, zo was het al decennia lang geweest. Tot nu toe, want zijn enige zoon Willem was veel liever gymleraar geworden.
Ben had dat nooit geweten. Hij dacht dat Willem zijn opvolger zou worden in het kleine groente imperium van de Willemsens. Totdat Mejuffrouw Meijer met hem kwam praten. Mejuffrouw Meijer werkte op de administratie van de middelbare school waar Willem op zat. Ze had tegen Ben gezegd, dat Willem graag ‘docent lichamelijke opvoeding’ wilde worden. Ben was geen kei in leren, hij had dyslexie en dus leek leraar worden een utopie. Ze legde uit dat er speciale programma’s en leermethodes waren voor kinderen met een leesprobleem en dat hij slim genoeg was om de opleiding te volgen.
En zo gebeurde het. Zijn zoon was nu al een paar jaar gymleraar, of ‘docent lichamelijke opvoeding’ op de middelbare school waar hij zelf eens leerling was geweest. Het was weer Mejuffrouw Meijer geweest, die hen getipt had over een vacature op school.
Eigenlijk heette ze geen Mejuffrouw Meijer meer, want ze was sinds een paar jaar getrouwd met die lange zeeman, maar iedereen noemde haar nog bij haar oude naam. Al eeuwen dezelfde. Geruite rok, grijs twinset en degelijke schoenen. Haar haren al jarenlang in hetzelfde model gekapt. Verstokte vrijgezel, verknocht aan regelmaat. Ben wist bij binnenkomst al wat ze zou bestellen. Maandag anderhalf ons boontjes, dinsdag een half bloemkooltje, woensdag peultjes.
Plots was ze op een maandag de winkel binnengestapt en had ze gevraagd om een pond boontjes. Met een blosje op haar wangen, had ze hem toevertrouwd dat ze getrouwd was.
Verbluft had hij haar aangekeken. Mejuffrouw Meijer getrouwd? Hij had gedacht dat de kans dat ze op Mars vakantie zouden houden, groter was.
Zelf was hij al jaren alleen. Zij vrouw had hem twintig jaar geleden ingeruild voor een collega en in al die tijd had hij nooit meer een andere relatie gehad.Hij had wel iemand op het oog, maar had geen idee gehad hoe hij het aan moest pakken.
Het was de moeder van dat snelle ventje. Iedere keer betrapte hij hem erop dat hij appels wegnam. Erachteraan gaan had geen nut, dat kereltje rende veel te snel.
Mejuffrouw Meijer had hem verteld dat Leon, zo heette hij, bij haar in de straat woonde. Zijn moeder was weduwe en verdiende de kost met gordijnen naaien. Ze kon maar net de eindjes aan elkaar knopen en daarom maakte Ben zich niet meer zo druk om de gestolen appels. Voor de vorm liep hij nog wel eens naar buiten om hem wat na te roepen, maar meer ook niet.
Een tijd geleden was Willem met de vraag gekomen of hij niet een baantje had voor de jongen. Hij zou een aanwinst zijn voor de atletiek vereniging, maar had geen geld voor de contributie. “Laat maar komen”, had Ben geantwoord, “er is altijd wel wat te vegen of op te ruimen.” De volgende middag had Leon op de stoep gestaan. Ben zag dat de jongen van kleur verschoot, maar hij deed net of hij hem niet herkende. Leon werkte snel en netjes en toen hij naar huis ging, stopte Ben hem snel twee appels in de handen. “Voor jou en je moeder, dan hoef je niet zo snel meer weg te rennen.” De jongen had een bedankje gestameld en was er vandoor gesneld.
Een paar dagen daarna kwam er een kleine donkere vrouw de winkel binnen. Ondanks een vermoeide trek over haar gezicht, zag ze er prachtig uit. Hij schatte haar als midden veertig. Bens hart sloeg even over.
“Wat kan ik voor u doen, mevrouw?”“Goedemorgen meneer, ik ben de moeder van Leon en ik wil u graag bedanken voor het baantje dat u hem heeft gegeven. Hij is zo blij dat hij nu geld heeft om op atletiek te gaan. Verder wil ik u ook bedanken voor de appels die u al maanden mee geeft aan mijn zoon. U bent een goed mens.”
Ben moest inwendig lachen. Had die apenkop al die tijd gezegd, dat hij de appels kreeg in plaats van meepikte.
“Mevrouw, het is een goede jongen en hij werkt hard. Hij is een aanwinst voor de zaak.”
Ze vertrok weer en vanaf die tijd spookte ze door zijn gedachten. Regelmatig gaf hij Leon groente of fruit mee naar huis, dat hij ‘anders toch weggegooid zou hebben’.
Af en toe liep ze langs de winkel en als ze hem zag, knikte ze hem vriendelijk toe. Veel verder was het niet gekomen.
Tot de dag van de clubkampioenschappen. Mejuffrouw Meijer had hem gevraagd of hij ook kwam kijken. Normaal gesproken moest Willemsen in de winkel staan, maar hij had een neef gevraagd een middag voor hem in te springen.
Toen hij het atletiek terrein opliep, zag hij Leons moeder al van verre staan. Ze was in gezelschap van Mejuffrouw Meijer en een jonge vrouw met weelderige rode krullen. Hij liep op de dames af en gaf ze een hand. “Mag ik u voorstellen aan mijn nichtje Bianca?” zei Mejuffrouw Meijer en hij gaf de roodharige vrouw een hand. Hij liep op Leons moeder af. “Dag mevrouw.” schutterde hij. “Dag meneer, zeg maar Hettie hoor.” antwoordde ze zacht. “Als u mij in het vervolg Ben noemt.” Had hij gezegd. Dat was het begin geweest. Ze waren elkaar regelmatig op de atletiekbaan tegengekomen en nadat hij al zijn moed bij elkaar had geraapt, had hij haar gevraagd voor een etentje.
Dit had zich allemaal een jaartje geleden afgespeeld. Vorige maand waren ze getrouwd en Hettie en Leon waren bij hem ingetrokken. Leons atletiekcarrière ging bijna sneller dan hijzelf. Binnenkort moest hij lopen voor het landskampioenschap bij de junioren.
Het leven had een aangename wending gekregen.
Intussen was het droog geworden.
In de verte zag hij een vertrouwd figuurtje aankomen. Geruite rok, grijze twinset.
“Goedemiddag, Mejuffrouw Meijer.” begroete hij haar en automatisch greep hij naar de boontjes.
“Goedemiddag, meneer Willemsen, weet u wat? Doe vandaag maar eens spinazie.”

Zeg het maar: