Max

Max had geen gemakkelijk leven gehad.
Zijn vader had hij nooit gekend en al jong was hij bij zijn moeder weggehaald.
Hij was van gezin naar gezin gegaan, maar nergens ging het goed.
In een gezin werd hij zelfs mishandeld.
Uiteindelijk belandde hij in een tehuis.
Na een paar jaar had hij het daar wel gezien. Hij trok de wijde wereld in.
Hij had relaties met verschillende vrouwen en er liep waarschijnlijk heel wat nageslacht van hem rond. Niet dat hij zich daar druk om maakte.
Hij sliep in het park, onder de brug of in een portiek.
Soms werd hij weggejaagd, soms getolereerd.
Hij scharrelde zijn kostje bij elkaar door te bedelen.
Toen hij ouder werd had hij zijn vaste plekje in het park.
Al snel had hij tussen de middag gezelschap gekregen van Aagje.
Aagje was een vrouw van middelbare leeftijd en werkte op een school.
Ze kwam naar het park om daar haar lunch te gebruiken.
Meestal gaf ze hem een boterham of een stuk van een appel.
Op een gegeven moment merkte Max, dat hij naar haar uitkeek.
Zijn hart maakte een sprongetje als hij het kleine vrouwtje aan zag komen.
Ze was niet te missen: ze droeg altijd een geruite rok met een grijze twinset. En ze had schoenen aan, waarmee ze wel naar Barcelona kon lopen.
Ze vertelde hem dat ze blij was met hem te kunnen praten.
“Weet je, ik hoor veel verhalen van anderen,” vertrouwde ze hem toe. “Leuke dingen, maar ook nare en verdrietige dingen. Maar ik ben alleen en er is niemand waar ik eens mee kan praten. Daarom ben ik zo blij met jou Max.”
Max keek haar eens aan, hij zei nooit iets terug, daar hield hij niet van.
Ze vertelde hem over haar moeder, voor wie ze zolang had gezorgd en die nu was overleden.
Ze had het over haar zus uit Hattem, die kunstenares was. Over Leon, die zo hard kon lopen. En zijn moeder, die alleen was en hard moest werken om het hoofd boven water te houden.
Over Arjan, die in de gevangenis zat voor een overval en nu een opleiding deed.
Aagje vertelde en Max luisterde.
Hij hoopte dat ze hem misschien op een dag mee naar haar huis zou nemen. Dat leek hem wel wat. Een warme plek in de winter, altijd genoeg te eten.
Maar op een dag vervloog die droom.
“Max, ik heb belangrijk nieuws.” begon ze, “Ik heb een man ontmoet en nu ga ik trouwen.” Ze giechelde zelfs een beetje. “Alleen is hij zeeman en nu gaan we een paar maanden zeilen, dus zal ik je een tijdje niet zien.” Ze keek hem een beetje bezorgd aan, sloeg een arm om zijn schouder “Zul je het wel redden, zo alleen?”
Max gromde een beetje, hij kon toch moeilijk zeggen dat hij haar zou missen?
Iedere dag had hij naar haar uitgekeken. En na een paar maanden was ze er ineens weer, met haar lunchpakketje.
“Max, wat ben ik blij je weer te zien. Ik heb je zoveel te vertellen.”
En ze vertelde hem van de reis die ze samen gemaakt hadden. De steden die ze hadden gezien.
“ Oh en Max, ik heb toch wel eens verteld over mijn nichtje Bianca? Ze gaat trouwen met Willem van Ben van Hettie van Leon!”
Het duizelde hem van de namen, maar hij begreep dat Aagje erg gelukkig was en dat was het voornaamste.
Zo gingen de seizoenen voorbij. Aagje kwam ieder middag trouw langs en deelde haar lunch met Max. Wanneer het slecht weer was, ontmoetten ze elkaar in de muziektent in het park.
Het was herfst geworden. Aagje had net verteld over Arjan, die het zo goed deed op de garage van haar neef, toen ze hem eens goed aankeek.
“Max, je ziet er niet goed uit. Je loopt niet meer zo soepel en volgens mij heb je staar. Je tanden ben je bijna allemaal kwijt…je bent een oude man aan het worden. Het wordt tijd dat je ergens onderdak vindt.”
Hij sprak haar niet tegen, eigenlijk had hij zelf ook wel in de gaten dat het zo niet langer ging.
De week daarop was ze onverwacht op zaterdag gekomen. Ze had de lange zeeman bij zich.
“Max, dit is Simon. Simon dit is Max.”De mannen knikten elkaar toe.
“Max, ik heb een prettig tehuis voor je gevonden. Ga je mee? Dan zal ik het je laten zien. Je kunt dan altijd zelf beslissen of je daar wilt gaan wonen of niet.”
Ze liepen een klein eindje en aan de rand van het dorp, stond het opvangtehuis.
Er woonden nog veel meer types als hij. Zwervers en vrijbuiters die te oud waren om nog op straat te wonen.
Het leek Max wel wat. Hij kreeg een eigen kamer toegewezen en zou twee maal per dag een maaltijd krijgen.
Maar eerst moest hij in bad. Dat was nog een heel gevecht want Max moest daar niets van hebben.
Eenmaal schoon, zeeg hij neer op zijn zachte bed.
Hij bedankte Aagje op zijn eigen wijze.
Aagje bleef hem trouw bezoeken. Vier jaar lang.
Toen stierf hij, tevreden, op de leeftijd van veertien jaar.
En dat is behoorlijk oud voor een labrador.

 

 

 

 

 

 

 

 

Zeg het maar: