Anna

‘AUW! AUW!’
Anna jammerde luid aan de voet van de oude beuk.
‘Niet zo piepen meisje,’ zei haar moeder streng, ‘ik heb al zo vaak gezegd dat je niet in die boom moet klimmen, de takken zijn broos en kunnen je gewicht niet dragen,’ Voorzichtig betastte ze de onderarm van haar dochter. ‘Het is niet gebroken. Ga maar mee naar binnen, oma komt met een kruidenmengsel en dan zal het zo weer over zijn.’
Anna’s oma stond bekend als de kruidenvrouw van het dorp. Er was geen kwaal of ze wist er wel een remedie voor. Ze had al menig kind van een oorontsteking of keelpijn afgeholpen en ook kneuzingen wist ze succesvol te behandelen.
‘Waar is de patiënt,’ kwam oma binnen. Ze was een rijzige vrouw, met een flinke bos grijze krullen. Soms kon ze intimiderend overkomen, maar ze had een hart van goud.
‘Hier,’ snifte Anna vanaf de bank.
‘Ach meisje toch, ik zal zo kijken, maar eerst een knuffel,’ ze trok het meisje voorzichtig tegen haar volle boezem, ‘Een dosis liefde is de helft van de genezing, nu de andere helft nog.’
Behoedzaam onderzocht ze de gewonde arm.
‘Je hebt gelijk Marjan. Het is niet gebroken maar flink gekneusd. Ik zal er een kompres van arnica en smeerwortel omheen doen, dan zal de pijn snel minder worden.’
Niet veel later zat Anna met haar arm in een doek te zuigen op een zuurtje. Ze hing behaaglijk tegen haar oma aan en viel langzaam in slaap.

Anna werd wakker in een ziekenhuisbed. De onderarm in het gips.
Naast het bed zat een onbekende vrouw.
‘Waarom ben ik hier?’ Anna raakte in paniek.
‘Stil maar oma,’ de jonge vrouw streelde Anna’s haar. ‘U bent gevallen, uw arm is gebroken.’
‘Laat oma komen, met arnica en smeerwortel. En een knuffel.’

Nav https://platoonline.wordpress.com/2023/05/31/we-300-juni-herinneren/

Advertentie

Karels camping

Karel kon trots zijn op zichzelf. In een paar jaar tijd had hij het boerenbedrijf van zijn ouders omgetoverd tot een goed lopende camping.
Hij had een voormalig aardappelveld getransformeerd tot een veld voor dertig kampeerplaatsen, een speeltuintje en een kleine kinderboerderij.
De oude schuur was een comfortabel sanitair gebouw geworden, waar zelfs een wasmachine en droger stonden waar de gasten gebruik van konden maken
De plannen voor een klein zwembad waren al ingediend. Zijn droom werd steeds meer werkelijkheid.
De meeste gasten waren terugkerende kampeerders en hij moest geregeld nee verkopen.
Alleen in het voorjaar had hij nog weleens een plek
Karel had zijn principes, zo kon er niet op zon- of feestdagen worden in- of uitgecheckt. Zijn gasten hadden daar respect voor en gebruikten de zaterdag meestal als wisseldag.


Vroeg in het seizoen kreeg hij een telefoontje uit Australië, een backpacker op doorreis wilde een paar dagen gebruik maken van Karels camping.
‘Do you have a place from next Thursday until next Saturday?’ informeerde de man.
Karels Engels was niet denderend, maar hij kon zich redelijk verstaanbaar maken.
‘I will see, a moment please.’
Hij keek in de agenda.
‘Oh, I’m sorry it is then… eh…’ verdikkie hoe noem je dat ook alweer.
‘It is then heavenfart,’
‘Excuse me? Heaven-what?’
‘Heavenfart, and we are closed then.’
De man aan de andere kant van de lijn begon onbedaarlijk te lachen.
Geïrriteerd verbrak Karel de verbinding. Natuurlijk wist hij wel dat er mensen waren die geen respect hadden voor de overtuiging van een ander, maar om hem uit te lachen omdat hij met Hemelvaart gesloten was, dat ging hem net te ver.

De wachtkamer

Het was de ochtend van mijn laatste dag, al was ik me daar natuurlijk niet van bewust.
Om half zeven was ik opgestaan, had mijn hardloopkleren aangetrokken en maakte een ronde van een uur. Bij thuiskomst sprong ik snel onder de douche, Joep had al ontbeten met de meiden en riep nog iets voor hij vertrok, maar ik kon het niet verstaan.
Olivia klaagde over oorpijn, maar ik zei dat ze het toch maar moest proberen en als het erger werd zou de juf me wel bellen. Ik liep te mopperen op Yara, onze tienerdochter die weer niet de kleren had aangetrokken die ik voor haar klaargelegd had, maar haar eeuwige zwarte outfit droeg. Het was te laat om nog om te kleden en waarschijnlijk had ze dat toch niet gedaan. Snel schreef ik een briefje voor Joep dat hij niet moest vergeten om naar de stomerij te gaan. Ik was weer net te laat en dropte Yara bij haar school, ze nam niet de moeite me te groeten. Olivia zat nog steeds te huilen, maar het lukte me haar aan de juf over te dragen.
Snel reed ik naar kantoor, waar ik klokslag negen uur plaats nam achter de computer in mijn grauwe hokje. Ik deed vertaalwerk. Saai, maar het verdiende goed.
Om half een nam ik mijn lunch mee naar het park, zat op mijn vaste bankje en wandelde met een omweg terug naar kantoor. Bij het oversteken was ik verdiept in mijn mobieltje en werd ik geschept door een rode Mazda. Raar hoe onbelangrijke dingen als het merk en de kleur van een auto je opvallen. Ik raakte met mijn hoofd de stoeprand. Ik zag mezelf van een afstandje liggen. Mensen snelden toe en belden 112.

En nu ben ik hier en kan alleen maar denken: waarom heb ik niet rustig ontbeten met Joep en de kinderen, ben ik niet gezellig de dag met ze begonnen, maar moest ik per se iedere morgen mijn rondje rennen.  Waarom heb ik na die ruzie van gisteravond niets meer tegen Joep gezegd en heb ik niet op dat briefje geschreven dat het mijn schuld was en van hem houd. Waarom vond ik het zo belangrijk dat Yara dat hippe setje zou dragen. Waarom ben ik niet gewoon met Olivia thuisgebleven, filmpjes kijken op de bank en haar vertroetelen. Waarom heb ik die saaie baan genomen in plaats van mijn droom als schrijver proberen waar te maken. Waarom heb ik het nieuwe huis van mijn ouders na drie maanden nog steeds niet gezien. Heb ik de ruzie met mijn broer nooit bijgelegd. En waarom stelde ik altijd alles tot later uit.
Wat als er geen later is?
Want dat ik de wachtkamer zit is duidelijk. Welke deur ga ik door? Die van het licht of van het leven? Op dit moment maakt het me niet zoveel meer uit, als ik maar van die verterende spijt verlost ben.

Chili

Hans had grote haast om thuis te komen. Vandaag woonde hij precies een jaar samen met Maria, zijn lieve Mexicaanse schoonheid die hij tijdens een rondreis door Zuid-Amerika had ontmoet.
Hij wist dat ze voor deze speciale dag zijn lievelingsgerecht zou klaarmaken: Chili volgens authentiek Mexicaans recept.
Nadat hij Maria uitgebreid begroet had en haar de enorme bos bloemen had gegeven die hij voor haar had meegenomen, namen ze plaats aan de eettafel. Hij genoot van het eten en het fijne gezelschap van zijn partner. Ze vertelde hem dat ze vandaag haar ouders had gesproken, die hen feliciteerden en zeer binnenkort graag kennis wilden komen maken met Hans. Ze waren nu allebei gepensioneerd en konden nu makkelijk reizen. Hans knikte enthousiast en at ondertussen zijn buik meer dan vol.
Maria ruimde de tafel af, ze kwam terug met een theedoek die ze voor zijn ogen bond.
‘Voor het dessert heb ik een verrassing. Ik breng je nu naar de woonkamer, niet kijken!’
Hans liet zich gewillig naar zijn stoel leiden. Vervolgens ging Maria terug naar de keuken om de lekkernij op te halen.
De stevige maaltijd begon op te spelen. Hans wreef over zijn buik en deed de knoop van zijn jeans los.
Hij moest even stoom afblazen, want het zat hem behoorlijk dwars.
Met een flink kabaal liet hij de gassen uit zijn lijf ontsnappen en slaakte daarna een zucht van verlichting. Dat luchtte op. Uitbundig wapperde hij met zijn handen in een poging de kwalijke lucht te verdrijven.
Even later zette Maria het dessert op tafel.
‘Je mag je blinddoek afdoen,’ ze klapte opgetogen in haar handen. ‘Surprise!!’
Hans verwijderde de doek en keek regelrecht in de ogen van zijn geschokte schoonouders die tegenover hem op de bank zaten en de walging in hun blik nauwelijks konden verbergen.

Geschreven voor WE-300 uitstoot
Schrijf exact 300 woorden, zonder het woord uit de opdracht te vermelden


Mazzel

De drieling mocht dan de mazzel hebben gehad dat ze een hamster hadden gekregen, maar Mazzel de hamster had zelf minder geluk.
Na het vliegincident en de taart hadden de jongens hem -op aanraden van hun ouders- redelijk ontzien, maar na een week waren Jochem, Siem en Jurre van mening dat de hamster genoeg  gewend was en werd het tijd voor actie.
Vanaf dat moment was het gedaan met de rust van het huisdiertje.
In plaats van een gat in de middag te slapen, wakker te worden voor een hapje en een drankje en daarna voor een avonddutje te gaan, werd het om de haverklap uit het zaagsel geplukt en klaargestoomd voor een functie in het circus.
Door hoepels springen, over een evenwichtsbalk lopen, op een schommel zitten, op een bal lopen. Het kon de jongens niet gek genoeg zijn.
Mazzel had al regelmatig zijn scherpe tandjes in de vingers van de jongens gezet, maar de laatste tijd droegen ze beschermende handschoenen en had zijn verdediging geen enkel effect meer.
Een enkele keer was het hem bijna gelukt te ontsnappen. Toen hij van de evenwichtsbalk sprong bijvoorbeeld. Helaas had hij de pech dat hij in een emmer water was gesprongen, die al klaar stond voor zijn eerste zwemles.
Mazzel was absoluut een pechvogel.
Op een dag besloten de jongens dat het tijd werd om Mazzel in te wijden in de autosport.
Ze hadden voor hun verjaardag een op afstand bestuurbare auto gekregen. Een zwart racemonster, met een zitplaats precies groot genoeg voor een hamstertje.
Mazzel zat stijf van de stress achter het stuur en langzaam begon de auto te bewegen. Steeds harder en harder ging het. Het arme diertje beet zich vast in het stuur, zag zijn jonge leventje aan zich voorbijgaan en…. Toen ging de deur open.
‘Wat zijn jullie aan het doen!’ klonk het boos.
‘Zit daar de hamster in?’ de vader van de drie griste de afstandsbediening uit Siems handen. Het wagentje stopte abrupt en Mazzel vloog eruit, rechtstreeks onder de buffetkast.
Vanuit zijn schuilplaats zag hij drie paar ogen naar hem kijken en zes handen probeerden hem te grijpen, maar hij kroop zover hij kon achteruit en ze konden niet bij hem komen.
‘Waar is hij?’ de jongens hadden een zaklamp gepakt en schenen daarmee onder de kast, maar geen spoor van Mazzel. Die had zich namelijk door een holletje in de muur geperst en zat nu trillend bij te komen.
Hij besloot eerst maar eens een dutje te doen, later kon hij dan wel op onderzoek uitgaan.
Toen hij wakker werd was het donker en stil in huis.
Voorzichtig kroop hij uit zijn schuilplaats.
Hij was bang dat hij ieder moment opgepakt kon worden en weer in zijn hok geplaatst, maar hij had flinke trek gekregen van zijn avontuur en dat gaf hem de nodige moed. Hij ontdekte een gaatje in de deur van de oude voorraadkast.
Daar vond hij genoeg voedselrestjes die hij snel verorberde, nog een slokje water uit de bak van de hond en Mazzel kon er weer tegen.
Tevreden kroop hij terug door het holletje in de muur.
Hij maakte het zichzelf comfortabel en vlak voor hij in slaap viel besloot hij dat zijn naam eindelijk bij hem paste.

Dit verhaal is volstrekt fictief

Bezoek met een staartje

Jochem, Siem en Jurre waren opgetogen.
Vorige week waren ze jarig geweest. Er was veel visite langsgekomen en ze waren flink verwend.
En vandaag kwamen tante Aagje en oom Simon op bezoek.
Dat waren niet echt een oom en tante van de drieling, en ze wisten ook niet precies hoe het zat, maar ze waren wel heel aardig.
Tante Aagje zag er nogal ouderwets uit in haar grijze vestje en geruite rok. Oom Simon was een echte zeeman geweest en dat kon je wel zien. Hij had een grote baard en tatoeages op zijn arm. Hij was heel lang en kon spannende verhalen vertellen over zijn verre reizen waar de jongens geen genoeg van konden krijgen.
Marije had een feestelijke taart gebakken, die af stond te koelen op het aanrecht in de grote woonkeuken. Ze had haar zoontjes plechtig laten beloven niet van de lekkernij te snoepen.

Halverwege de ochtend reed de auto van het bezoek het erf op.
De jongens stoven naar buiten om ze te begroeten.
Aagje hield haar armen wijd gespreid om de drie te omhelzen.
‘Is dit echt de drieling?’ lachte ze naar Marije. ‘Dat kan bijna niet, die zijn toch nog niet zo groot?’
‘We zijn nu ook al zeven!’ verklaarde Jochem
‘Al supergroot,’ zei Siem en hij maakte zich nog wat langer.
‘Maar nog niet groot genoeg,’ besloot Jurre.
Nieuwsgierig liepen ze naar Simon. Die stond bij de geopende kofferbak en haalde er een flink pakket uit.
De zeeman struikelde bijna over het drietal, dat zo graag wilde weten wat er in het pak zat.
‘Eerst naar binnen,’ maande Marije.

Niet veel later stonden ze om de eettafel. Zes handen jeukten om het papier eraf te scheuren.
‘We gaan even wat afspreken,’ zei Simon ‘Julie gaan heel voorzichtig het cadeau open maken. Kunnen jullie dat?’
De drieling knikte hartstochtelijk.
‘En vooral niet schreeuwen,’
Ze schudden overtuigend het hoofd.
‘Toe dan maar,’
Voorzichtig verwijderden ze het papier en er kwam een kooi onder vandaan, waarin een klein diertje zijn kraaloogjes opende.
‘Een hamster!’ riepen ze tegelijk, harder dan ze van plan waren geweest.
‘Mogen we hem aaien?’
Simon antwoordde dat het eerst even moest wennen omdat het een beetje schuw was en van slag door de reis. Wat later zouden ze het kunnen pakken.

Marije vroeg haar gasten of ze koffie wilden.
‘Graag, maar het liefst wil ik eerst je prachtige bloementuin zien, als dat kan,’ zei Aagje. Ze was gek op bloemen en na de lange rit vond ze het wel prettig even de benen te kunnen strekken.
De drie volwassenen gingen naar buiten, terwijl de jongens rond de kooi stonden hun nieuwe huisgenoot te bewonderen.
Na een korte rondleiding door de tuin, werd het tijd voor koffie met taart.
Bram had zich intussen ook bij het gezelschap gevoegd en samen met Aagje en Simon nam hij plaats in de woonkamer, terwijl Marije voor de koffie ging zorgen.
Toen ze de keuken binnen liep, wist ze niet wat ze zag.
De jongens hadden stoelen bij het aanrecht gezet. Twee van hen waren met hun handen in de taart aan het wroeten en de ander was een waterballet aan het veroorzaken bij de kraan.
Verschrikt sloeg ze haar handen voor de mond.
‘Wat zijn jullie in hemelsnaam aan het doen?’
‘De hamster zit in de taart!’ riep Siem.
‘Wat??’
‘Jurre wilde hem pakken en toen beet hij,’ ging Jochem verder
‘En toen trok ik mijn hand terug, maar daar hing de hamster nog aan en die vloog met een zwieperd in de taart,’ snikte Jurre, die zijn pijnlijke vinger onder het koude water hield.
Inmiddels waren de anderen op het rumoer afgekomen. Marije legde snel de situatie uit en samen gingen ze op zoek naar de hamster, die even later gevonden werd achter het koffiezetapparaat.
‘Dat was niet zo handig, jongens,’ zei Simon terwijl hij de kooi goed afsloot. ‘Ik had toch gezegd een uurtje te wachten?’
Bedremmeld keek de drieling naar de grond. Ze hadden hem alleen even willen aaien, verder niets.
‘Volgens mij is hij nog heel en alleen een beetje geschrokken,’ suste Bram, die moeite had zijn lachen in te houden.
‘Net als jullie, denk ik’ zei Aagje, ‘dus lijkt het me nu een goede tijd voor koffie.’
Marije liet een zucht ontsnappen en schudde haar hoofd. Het was ook altijd wat met die drie.

De koffie werd ingeschonken en de restanten van de taart verdeeld, want het was zonde om die weg te gooien nu ze zeker wisten dat er geen hamster meer in zat
‘Ik weet wel een mooie naam voor het diertje,’ zei Simon.
De drieling keek hem verwachtingsvol aan.
‘Mazzel, want volgens mij heeft hij wel heel veel geluk dat hij hier is komen wonen en gaat hij vast veel avonturen beleven.’
En dat konden ze alle drie met volle mond beamen.

Sommige moeders hebben ze…

‘Hoe vaak moet ik jullie nog zeggen niet met vuur te spelen!’ streng keek Marije haar zesjarige drieling aan. Ternauwernood had ze kunnen voorkomen dat de schuur in vlammen was opgegaan. Drie vieze snoetje keken bedremmeld naar de grond.
‘We wilden een kampvuurtje maken,’ begon Jochem.
‘Om marshmallows te roosteren,’ ging Siem verder.
‘Net als met kerst,’ maakte Jurre de zin van het drietal af, ‘Alleen ging het een beetje hard, maar we hadden het wel onder controle hoor,’ en hij keek stiekem trots naar zijn broers dat hij zo’n moeilijk woord kende.
Marije zuchtte. ‘Hoe kwamen jullie aan de aansteker?’
Siem keek haar vanonder zijn lange krullen aan.
‘Die lag op de bovenste plank in de schuur,’
‘En toen hebben we twee fruitkratjes en een emmer op elkaar gestapeld,’ vervolgde een enthousiaste Jurre het verhaal.
‘En ben ik erop geklommen en heb de aansteker gepakt, zonder te vallen,’ voegde Jochem er aan toe, want vorige week was het nog een beetje misgegaan met klimwerk en was hij lelijk van een gammele constructie afgevallen.
Marije vroeg zich af hoe ze ooit boos kon blijven op haar ondernemende drietal, maar besloot toch in haar rol van strenge opvoeder te blijven.
‘Jullie gaan nu eerst op het bankje voor het huis zitten nadenken en daarna gaan jullie de rotzooi opruimen. Vort!’
Het drietal slofte naar het bankje, waar ze met tegenzin op plaatsnamen.
Oké, opruimen begrepen ze, maar nadenken? Waarover? Ze hadden toch niet expres de boel bijna in de fik gestoken? Ze wilden alleen maar een vuurtje maken voor de marshmallows.
Verveeld trokken ze met hun schoenen strepen in het grind.
Vanuit het keukenraam had Marije een mooi zicht op de jongens. Wat was ze blij dat ze op een boerderij woonden en niet in een stad of nieuwbouwwijk. Ze konden hier eindeloos hun gang gaan, zonder ernstige gevolgen. Soms mijmerde ze over een schattig meisje, met jurkjes en vlechtjes. Wat zou dat rustig zijn.
Na vijf minuten zat de straftijd erop. Het kampvuur was nog niet helemaal afgekoeld, dus de jongens mochten buitenspelen.
‘Op het erf blijven en niet naar de sloot!’ drukte Marije de jongens op het hart.
‘We gaan crossen op het veld!’ joelden ze en weg waren ze.
Marije was in de moestuin aan het werk, toen ze vanuit de verte Siem hoorde schreeuwen.
Met een noodgang fietste hij naar zijn moeder.
‘Mam! Je moet meekomen!! Nu! Naar de sloot!!!’
De angst sloeg Marije om het hart. Naar de sloot? De jongens konden nog niet zo goed zwemmen.
Zo hard ze kon volgde ze haar zoon naar de rand van het veld.
Daar vond ze Jochem op de kant van de sloot, kletsnat en met kroos in het haar. Bij hem zat een klein meisje hartstochtelijk te huilen. Ook zij was doornat en smerig. Verderop zag ze Jurre aan komen fietsen met een vrouw in zijn kielzog.
Opgelucht haalde Marije adem, de jongens waren oké en het meisje zo te horen ook.
’Wat is er gebeurd?’ vroeg ze terwijl ze de kleine meid in haar armen nam en probeerde te sussen.
‘We waren aan het crossen en toen hoorden we een plons,’
Jochem keek op welke broer het verhaal zou overnemen, maar de een was nog buiten adem van het fietsen en de ander was nog onderweg met de moeder van het meisje.
‘Toen zagen we dat ze van de plank in het water gevallen was. Ik probeerde haar eruit te halen, maar toen viel ik er zelf in. Het is helemaal niet zo erg diep, maar ik ging wel onder water. Siem heeft ons er toen uitgetrokken met een touw en Jurre is haar moeder gaan halen.’
Die laatste was op de rampplek aangekomen. Zakte naast het stel in gras en nam het meisje van Marije over. ‘Oh Lilly, ik kan je ook geen minuut alleen laten. Het is altijd wat met jou,’
Jochem moest nog een keer het verhaal vertellen en het werd door toevoegingen van zijn broers al wat spannender.

Vroeg in de avond kwam Bram terug uit de stad waar hij een vergadering van de boerenbond had gehad. Hij hoopte dat de jongens nog niet in bed lagen, want hij kon niet lang zonder ze en wilde nog even met ze stoeien.
Naast de schuur zag hij de restanten van wat een vuur was geweest en bij de achterdeur stond een emmer modderwater waar een stel kleren in was ondergedompeld.
Bij binnenkomst zat de drieling keurig gewassen en gestreken op de bank.
Toen ze hun vader in het vizier kregen vlogen ze op hem af.
‘Pap! We hebben een avontuur meegemaakt!’
‘We hebben Lilly uit de sloot gered,’
‘En morgen komt er een meneer van de krant!’
‘Want we zijn helden!’ riepen ze in koor.
‘Kijk eens aan,’ zei een verbouwereerde Bram, ‘en hoe zit het dan met dat vuur?’
‘Oh, dat is niks.’
‘Een beetje pech,’
‘Helemaal onder controle.’

In de hel

‘Kom op ga mee, man,’ hadden zijn vrienden gezegd. ‘Over zes weken ben je vader en kan je het uitgaan wel vergeten.’ En zo kwam het dat Benoit, op de avond van de dertiende november 2015, zich in de Bataclan bevond. Hij was geen echte rock-liefhebber, maar een avondje stappen met zijn vrienden zag hij wel zitten.
Ze hadden het goed naar de zin. Het bier vond gretig aftrek en de sfeer was geweldig. Totdat er iemand achter in de zaal met rotjes begon te gooien. Althans, dat is wat Benoit in eerste instantie dacht. Maar al snel drong de bizarre realiteit tot hem door: er werd geschoten!
Er brak paniek uit. Er werd geschreeuwd en geduwd. Mensen vielen bloedend neer. Benoit voelde een scherpe pijn aan zijn linkerslaap. Een kogel had hem geschampt, de vrouw achter hem werd dodelijk getroffen en ze viel bovenop hem. De terroristen liepen door de zaal en schoten op alles wat bewoog. Benoit hield zich stil en verstopte zich onder het lijk.
Het leek een eeuwigheid te duren voordat de politie een einde maakte aan het geweld en hem uit zijn benarde positie bevrijdde.  Benoit en zijn vrienden overleefden het bloedbad wonderbaarlijk.
Het leven ging verder. De wond bij zijn slaap genas, de nachtmerries werden geleidelijk minder. De geboorte van hun dochter Emily bleek een uitstekend medicijn.
In de zomer van 2016 besloten Benoit en Celine er samen met hun kleine meid een paar dagen tussenuit te gaan. Rond de nationale feestdag hadden ze een aantal dagen vrij en ze vertrokken naar het zuiden.
Ze genoten van de zon, de zee en elkaar.
Op vier juli slenterden ze na het vuurwerk terug naar hun hotel in Nice.
De Promenade des Anglais rolde zich voor hun uit.
Achter hen klonk het geronk van een vrachtwagen.

 

Geschreven voor WE 300-aanslagen

 

Over gewicht

Te dik. Ze was veel te dik. Dat had de arts gezegd.
Als ze zo door zou gaan, zou ze het volgende jaar waarschijnlijk niet halen.
Diabetes. Hart en vaatziekten. Versleten gewrichten. Hij had het hele riedeltje een keer of vier herhaald.
Natuurlijk wist ze het. Ze had ook ogen in haar hoofd.
En nee, traplopen ging bijna niet meer. Dus bleef ze meestal beneden.
Of ze teveel snoepte? Vroeg hij.
Nee, natuurlijk niet.
Vet eten misschien?
Ja, vette vis, maar dat was toch juist goed? Of niet soms?
Ze moest meer bewegen, want dat schortte eraan.
De hele dag op de bank liggen, was natuurlijk niet goed. Dat had ze ook wel door.
Maar wat?
Sportschool? Geen optie.
Zwemmen? Had ze een hekel aan.
Wandelen?
Marion zuchtte diep.
‘Te dik, uw kat is veel te dik.’
Dat had zij weer. Een obesi-kat.
Ze sloeg haar handen voor de ogen.
En daardoor zag ze niet dat de dikke poes toch nog soepel genoeg was om via een stoel op tafel te springen om de kaas van haar brood te eten.

De weg kwijt

‘Oh Evert, wat moeten we nu? We hadden nooit naar de kinderen moeten luisteren. Turkije! Wat dachten we helemaal. Dat is leuk voor hen, maar wij zijn daar veel te oud voor. Waren we maar gewoon naar Drenthe gegaan. Daar weten we de weg. Nu zijn we hier nog geen dag en al hopeloos verdwaald.’
‘Nou hopeloos….?’ regeerde de man, ‘Het hotel kan nooit erg ver zijn, tenslotte zijn we nog maar zeven minuten onderweg.’
‘Ja, maar toch. Ik begrijp helemaal niets van de taal. En volgens mij wonen hier alleen maar Moslims, die hebben een hekel aan westerlingen, daar heeft iedereen het over. Waren we maar naar Friesland gegaan. Of Limburg. Daar zijn we ook nog nooit geweest. Lijkt heel erg buitenlands en de mensen daar zijn beter te verstaan dan hier. Oh Evert, wat moeten we nu?’
Evert peinsde even, pakte zijn vrouw bij de hand en liep een bakkerij binnen.
Günaydin,’ zei de bakker.
‘Wat zegt hij Evert?’
‘Geen idee,’ mompelde die. Hij legde een briefje met het adres op de toonbank.
De bakker reageerde met wilde gebaren.
Evert keek de Turk niet-begrijpend aan.
De man streek eens over zijn hoofd, liep toen om de toonbank heen en gebaarde de Nederlanders hem naar buiten te volgen. Vervolgens sloot hij de winkel af en liep naar een oude auto.
‘Oh Evert, we worden toch niet ontvoerd? Dat hoor je zo vaak.’
De chauffeur sloeg twee keer rechtsaf, ging een keer links en stopte voor het gewenste hotel.
Het stel haalde opgelucht adem. Evert wilde hun redder wat geld geven, maar daar wilde de bakker niets van weten.
‘No no, you were lost. I help you.’
De man toeterde en reed weg.
‘Volgens mij vallen die Moslims best wel mee, Evert.’
‘Laten we maar koffie halen, Lies.’

Geschreven voor WE-300 van Plato: nadenken