Arjan

Vanachter zijn raam kon Arjan haar al aan zien komen.
Hij kreeg niet zoveel bezoek, maar iedere donderdagavond om zeven uur was ze paraat.
Hij herkende haar al van verre: klein vrouwtje, ongeveer zestig jaar, grijs twinset, geruite rok en kort geknipt haar. Op haar stevige schoenen liep ze kordaat naar de hoofdingang.
Hij glimlachte in zichzelf, Mejuffrouw Meijer had veel voor hem betekend.
Arjan was opgegroeid in een gezin waar weinig liefde was. Zijn ouders hadden nooit veel om hem gegeven. Zijn vader dronk en zijn moeder leed veelvuldig aan depressies, waardoor ze soms weken haar bed niet uitkwam. Al heel vroeg had hij geweten dat hij nooit gewenst was geweest.
Van jongs af aan had Arjan voor zichzelf moeten zorgen. Er stond niemand voor hem op om ontbijt te maken of brood te smeren voor op school. Als hij geluk had stond er ’s avonds een maaltijd op tafel, maar meestal was dat niet het geval. De enige die naar hem omkeek was tante Rietje, bij haar was hij graag. Maar ze was overleden toen Arjan negen was.
Doordat hij behoorlijk intelligent was, doorliep hij probleemloos de basisschool, al was hij vaker niet dan wel op school. Wanneer zijn vader zijn roes uitsliep en zijn moeder depressief van het ene tv kanaal naar het andere zapte, hing hij vaak rond in de speeltuin of het winkelcentrum.
Na de basisschool ging hij naar de HAVO op de plaatselijke scholengemeenschap.
Daar had hij Mejuffrouw Meijer ontmoet. Ze werkte op de administratie en in het begin keek hij op van haar verschijning, ze leek zo uit een andere tijd of zelfs van een andere planeet te komen. Maar al gauw had hij zijn mening over haar moeten herzien.
Mejuffrouw Meijer had zijn tante Rietje goed gekend en was goed op de hoogte van zijn thuissituatie. Nadat zijn vader hem in een dronken bui een paar rake klappen had gegeven, was de enige waar hij naar toe durfde te gaan Mejuffrouw Meijer geweest. Hij had een nachtje bij haar gelogeerd en de volgende dag had ze jeugdzorg ingeschakeld. Een tijdje ging het beter, maar na een paar maanden was het weer het oude liedje.
Arjan had de HAVO niet afgemaakt. Op zijn vijftiende was hij van school gegaan om in een garage te gaan werken. Hij vond het heerlijk om aan auto’s te sleutelen. Mejuffrouw Meijer had hem aangeraden om naast zijn werk een opleiding autotechniek te gaan volgen, maar daar had hij geen zin in.
Helaas moest de garage na twee jaar sluiten en stond Arjan op straat. Geen opleiding, geen werk.
Hij was in aanraking gekomen met jongens die dezelfde uitzichtloze toekomst hadden als hijzelf. Langzaam maar zeker ging hij het verkeerde pad op. Het begon met kleine winkeldiefstallen, maar al snel werden het inbraken en beroofden ze benzinestations.
Zijn maten kochten drank en drugs van het geld wat ze aan deze klussen overhielden, maar Arjan had grotere plannen: eens zou hij zijn eigen garage openen.
Hij besefte dat er op deze manier te weinig geld binnen kwam en daarom was hij ingegaan op het plan van Bart.
Die wilde een grote klapper maken door het bankfiliaal aan het Vinkenplein te overvallen.
Vlak voor sluitingstijd zouden ze de bank binnen gaan en met een nepwapen het personeel bedreigen en geld eisen. Er zouden dan geen klanten meer zijn, dat maakte het wat gemakkelijker.
Arjan was gespannen toen hij samen met Bart om vijf voor vijf het gebouw binnenging. Hij had een bivakmuts over zijn hoofd getrokken om onherkenbaar te zijn. Henk stond buiten met zijn motor op ze te wachten. Klaar om snel te vertrekken.
Arjan schreeuwde: “Handen omhoog, dit is een overval!”
Waar ze niet opgerekend hadden, gebeurde: er stond een klant bij de balie. Een oudere vrouw, ze droeg een twinset en een geruite rok.
Ze draaide zich langzaam om. “Arjan?” zei ze vragend “Ben jij dat?”
Het was Mejuffrouw Meijer. “Maar jongen, wat doe je nu?”
Arjan bleef als versteend staan.
Bart begon ongemakkelijk te schuifelen: “Kom op man, doorgaan” siste hij naar Bart.
Maar Arjan hoorde niets, alleen de teleurgestelde stem van Mejuffrouw Meijer.
Hij voelde zich klein worden, onwaardig. Hij wilde dit leven niet. Hij wilde een garage een vrouw, een kind, een hond….. Hij begon te trillen, het speelgoedwapen viel uit zijn hand. Hij trok de muts van zijn hoofd en zakte als een hoopje ellende naar de grond.
Bart keek hem verbijsterd aan. “Shit man” zei hij en ging er snel vandoor.
Mejuffrouw Meijer ging naast Arjan op de grond zitten en sloeg een arm om hem heen.
“Jongen toch, dat het zover met je moest komen. Stil maar, alles komt goed.” suste ze hem.
In de verte hoorden ze de politiesirene al. Arjan liet zich wegleiden en Mejuffrouw Meijer ging met hem mee.
Bij de rechter had Mejuffrouw Meijer nog een goed woordje voor hem gedaan. Arjan werd veroordeeld tot zes maanden jeugddetentie.
Iedere donderdagavond had Mejuffrouw Meijer hem opgezocht en ook nu ontbrak ze niet.
“Hallo Arjan.” Begroette ze hem.
“Hoe gaat het met je, jongen? Ik heb nog wat studie materiaal meegenomen en over drie weken mag je je eerste examen autotechniek maken.”
“O.ja, en dat plaatsje in de garage van mijn neef, dat houdt hij voor je vrij, net als de kamer boven de garage. Is dat geen mooi nieuws?”
Ze praatten nog een tijdje over zijn opleiding en de garage van Aagjes neef en na een uurtje namen ze afscheid.
“De volgende keer bak ik een cake met een vijl erin, als cadeautje” grapte Mejuffrouw Meijer vlak voor ze de deur uitliep.
Arjan lachte en hij realiseerde dat Aagje Meijer hem al een veel mooier cadeau had gegeven: een toekomst.

 

Zeg het maar: