Meertalig

Onze kinderen zijn tweetalig opgevoed. Ze verstaan zowel Tukkers als Haags. Spreken gaat wat minder, maar ik weet zeker dat ze zich goed kunnen redden in die landstreken.
Ze hebben sowieso een talenknobbel, want ook het Rotterdams, het Brabants en de streektaal die hier gesproken wordt, beheersen ze als geen ander.
Ook klinkt er hier regelmatig iets ‘over-de-grens’, zoals het Vlaams en Duits. Het Engels en Frans worden ook niet geschuwd.
Wel moet ik aantekenen dat ze er een eigen vocabulaire op na houden, die verdacht veel op het Nederlands lijkt.
Dat je daar wel eens stevig de mist mee in kan gaan, bleek een aantal jaren geleden.
In die tijd hadden we regelmatig een Ethiopische asielzoeker over de vloer. We communiceerden in het Engels, omdat zijn Nederlands niet best was. Met ons steenkolenengels kwamen we er prima uit.
De jongens konden het goed met hem vinden, voetbal verbroederd.
Ahadu bleef dikwijls bij ons eten en hij worstelde zich dapper door mijn kookkunsten heen.
Na zo’n maaltijd vroeg een van ons wat hij als dessert wilde.
‘Do you want an apple or a sinasapple?’ klonk het.
Nadat we van een rolberoerte waren bekomen gaf Ahadu lachend aan dat hij wel een orange lustte.
Vanaf die tijd eten we sinasapples (spreek uit: sainuseppels) en drinken we sinasapplesap (sainuseppelsep).
Zo zie je maar, dat een meertalige opvoeding ook wel eens verkeerd kan lopen.
Nog een schrijnender voorbeeld?
Hoe zou jij je voelen wanneer je kind op een volle Duitse parkeerplaats uitblaft: ‘Befehl ist befehl!’

geschreven voor WOW-vertalen