Jaap

Jaap rolde behendig het grote warenhuis binnen. Hij merkte tevreden op, dat het rijden met de rolstoel hem steeds gemakkelijker afging. Hij had enorm moeten wennen aan het voertuig en soms kleunde hij nog wel eens ergens tegen aan, maar over het algemeen ging het best goed.
Jaap was eind vijftig, had een vriendelijk gezicht en een flinke buik die hij op niveau hield met een flink aantal biertjes per dag.
Een paar jaar geleden had hij een bedrijfsongeval gehad, sindsdien had hij geen gevoel meer in zijn benen. De artsen konden niets lichamelijks vinden, dus moest het wel tussen de oren zitten. Hij had een flinke uitkering van het bedrijf gekregen en nu was hij dus arbeidsongeschikt. Hij verveelde zich geen moment, had hobby’s genoeg en een paar keer per week ging hij winkelen.
Zijn vrouw Gerda had hem een lijstje meegegeven. De nieuwe cd van Jan Smit, cadeautjes voor de kleinkinderen en nog wat kleine dingetjes.
Hij nam er zijn tijd voor. Rustig keek hij bij de boeken, de cd’s en het speelgoed. Hij had tijd genoeg.
In de relatief korte tijd die hij in de rolstoel zat, merkte hij dat mensen anders met hem omgingen. Sommige keken gewoon langs hem heen of hij er niet was, anderen gaapten hem ongegeneerd aan en weer anderen behandelden hem alsof hij compleet idioot was.
‘Ik mankeer wat aan mijn benen, niet aan mijn kop!’ had hij een keer kwaad tegen zo’n bijdehand geschreeuwd.
Hij ging naar de kassa en rekende een sprookjes cd af.
‘Bijna vijf euro, wat kost dat spul een hoop centen,’ mopperde Jaap in zichzelf.
Langzaam reed hij naar de uitgang.
Toen hij langs de detectiepoortjes reed, ging het alarm af.
‘Nee hè, niet weer.’
Hij haalde het documentje van de rolstoelfabrikant uit zijn jaszak waarop vermeld stond dat detectiepoortjes kunnen reageren op deze rolstoel en bleef geduldig wachten tot er een winkelmedewerker kwam. Die kwam er al aangesneld in de vorm van een beveiliger. Het was Erik, ze kenden elkaar.
‘Ah, meneer Jaap, gaat u weer af?’ grapte hij. ‘Als een gieter,’ antwoordde Jaap.
‘Ik zou die stoel maar eens na laten kijken, want bij anderen gebeurt dit nooit,’ zei de beambte.
‘Er is al eens naar gekeken, maar ze konden niets vinden. Hij doet het ook niet altijd, want bij binnenkomst gebeurde er niets,’ verklaarde Jaap.
‘Heel vervelend, mijn excuses dan maar weer en een prettige dag verder,’ de man vertrok weer naar zijn plekje achter de herenkleding.
Jaap besloot zijn dagelijkse bakkie koffie maar over te slaan en ging op weg naar huis.
Hij zag Gerda al voor het raam staan. Hij gebaarde naar haar dat ze de deur open moest doen, een paar seconden later was hij binnen.
Nadat de deur achter hem gesloten was, ging hij staan en strekte hij zijn benen en rug.
‘Wat ben ik blij dat ik vorig jaar het gevoel in de benen weer terug kreeg,’ zei hij, terwijl hij de zitting van de rolstoel openklapte en er allerlei artikelen uithaalde, ‘ik moet er niet aan denken dat ik altijd in die rotstoel moest zitten.’
‘Kijk eens schat, de nieuwe cd van Jan Smit, een paar computerspellen voor de kinderen en voor jou nog een paar mooie oorbellen.’ Hij gaf de gestolen spullen aan Gerda. ‘O ja, in dat zakje zit nog een sprookjes cd voor de kleine, kostte me bijna vijf euries.’
‘En heb je nu een lekker koud biertje voor deze arme gehandicapte?’ vroeg hij aan zijn vrouw, die de nieuwe oorbellen in de spiegel bewonderde en hij  liep de woonkamer in.