Roerloos zag ze hoe de kist langzaam in de aarde verdween. Het leek alsof ze naar een film keek, dat het niet echt was en vooral niet haar betrof.
Het ging allemaal langs haar heen, net zoals de welgemeende troostende woorden.
‘Hij was een goede collega, een trouwe vriend.’
‘Je hebt een liefhebbende man en vader verloren.’
‘Renske als er iets is dat we kunnen doen, laat het ons dan horen.’
Ze zuchtte diep, kneep zachtjes in de handjes van haar zoontjes, die met witte snoetjes naast haar stonden.
Zeven en drie waren ze, veel te jong om al met de dood kennis te moeten maken.
De jongens hadden een tekening voor Sjef gemaakt en die bij hem in de kist gelegd.
Zo keurig mogelijk, maar in onbeholpen letters had Arnoud geschreven: ‘Lieve papa, nou kan u nooit meer mee naar voetbal.’
Daan had een tekening gemaakt van een raket met papa er in, op weg naar de Hemel.
De teraardebestelling was afgelopen. Een voor een liepen de aanwezigen langs het graf, om een laatste groet aan Sjef te brengen.
Eindelijk was iedereen weg en liep ze, ondersteund door haar zwager, naar de aula waar men de gelegenheid kreeg een kopje koffie met een broodje te nuttigen.
‘Het was een mooie uitvaart.’ zei men.
Renske knikte, maar eigenlijk had ze er bar weinig van meegekregen.
Het enige dat sinds afgelopen maandag door haar hoofd spookte was: ‘Hoe nu verder? Eindelijk ben ik van die tiran verlost, maar ik zal de rol van verdrietige weduwe spelen, alleen al voor de kinderen.’
Jaren had hij haar gekleineerd, was ze gedegradeerd tot zijn huissloof en opvoeder van zijn kinderen. En nu was ze door zijn hartaanval plotseling vrij.
De toekomst lag voor haar open. Haar oude leven had ze eindelijk gedag kunnen zeggen.