Even bijpraten

Vrijdagmiddag ben ik naar Intratuin geweest. Degene die mij wat langer volgt weet dat ik helemaal verslingerd ben aan het kerstdorp. Het liefst tover ik mijn huis in de decembermaand om naar een woning uit de tijd van Charles Dickens. Inclusief besneeuwd landschap. Nu is dat natuurlijk niet mogelijk, dus doe ik dat maar in het klein.
Gelukkig ben ik niet de enige zot in Nederland, het schijnt dat de kerstdorpen een ware hype gaan worden, en zo vind je in steeds meer winkels de sfeervolle huisjes.

Bij Intratuin in Duiven hebben ze een enorm oppervlakte gevuld met diverse kerstdorpen. Het kerstdorpen-walhalla. Daar moest ik heen.
Samen met Mojo vergaapte ik me aan de sfeervolle huisjes, kerkjes, de kabelbaantjes, de treinen en vooral het Friese elfsteden-dorp.
Natuurlijk was ik niet van plan om nog wat aan te schaffen, tenslotte is mijn dorpsperceel niet zo heel erg groot, maar toch stond ik anderhalf uur later met twee volle manden bij de kassa.
Vrijdagnacht heb ik boven en op het toilet doorgebracht. Hondsziek van een buikgriep. Het hele weekend en de maandag was ik maar weinig waard.
Intussen ging de schilder onverdroten door en was de benedenverdieping een grote chaos. Dinsdag was ik weer aardig opgeknapt en had de schilder zijn werk gedaan. Het opruimen kon beginnen.
En nu is het alweer woensdag.

De kamer heeft er nog nooit zo netjes uit gezien. De muren, kozijnen en het plafond zitten strak in de verf en alles, echt alles is schoon.

Nu moet ik als de wiedeweerga aan de slag met de Sinterklaassurprise, het gedicht
 en o ja, ik moet ook nog wat inkopen doen voor zaterdag. Want dan is het eindelijk zover: het jaarlijkse pakjes festijn.
Er wordt weer flink geheimzinnig gedaan, gezucht en gesteund, maar ondanks dat laatste heeft iedereen er enorm veel zin in.
Door al deze dingen kwam er niet veel van bloggen en heb ik daarom maar een oud verhaal van stal gehaald (zie onderstaand blog) en verder heb ik een behoorlijke leesachterstand op de blogs, maar makkers staakt uw wild geraas: Ze komt, ze komt…..

Advertentie

Een nieuw begin

Er zat verandering in de lucht, een positieve verandering. Er zou snel een einde komen aan mijn verplichte zomerslaap. Ik merkte het omdat de la waarin wij lagen steeds vaker open ging. Eerst werden de sjaals gepakt en kort daarna waren de handschoenen aan de beurt.
Erg veel kon ik niet zien, want het regenpak lag al een tijdje boven op me.
Ik kon niet wachten, hopelijk zou het weer net zo’n mooie tijd worden als de vorige koude periode met sneeuw en ijspret.
Een paar dagen geleden ging de la weer open. De witte sjaal werd gepakt evenals de bruine handschoenen. Handen gingen door de la op zoek naar iets. Naar mij waarschijnlijk.
Ik probeerde hun aandacht te trekken, maar doordat het regenpak bovenop me lag lukte me dat niet.
  ‘Mám!’ riep meisje ‘Ik heb geen muts!’
  ‘Jawel meisje, die moet in de la liggen.’ antwoordde mam.
  ‘Ik zie m niet!’ riep meisje.
Mam kwam erbij en doorzocht de la. Eindelijk kwam ik onder het regenpak vandaan. Ik voelde dat ik werd opgepakt.
  ‘Hier is ie, je hebt weer met je neus gekeken.’ plaagde mam.
  ‘Maar mam, deze is zwart, mijn jas is bruin, dat past toch niet bij elkaar.’
  ‘Wat maakt dat nou uit? Als het maar lekker warm is.’
Meisje zuchtte eens diep. ‘Jij snapt er ook helemaal niets van, ik ga echt niet voor gek lopen. Dan maar koude oren.’
  ‘Goed dan, dan maar koude oren.’ zei mam, en de la werd dichtgeschoven.
Ik moest de situatie even tot me door laten dringen. Was er zojuist een einde aan mijn bestaan gekomen? In ieder geval zag het er naar uit, dat ik mijn langste tijd in de la had doorgebracht. Het zou niet lang duren dan overkwam mij hetzelfde lot als de vorige la-bewoners: de plastic zak. En dan was het maar afwachten waar je heen zou gaan.
Na een tijdje ging de la weer open. Meisje legde haar sjaal en handschoenen er in. Niet veel later volgde er een nieuwe muts. Wit met bruine motieven, een pompoen bovenop en lange slierten langs de zijkant. Ik had direct een hekel aan de indringer.
Ik vertelde de nieuweling dat ik de oudste rechten had en dat hij goed zijn plaats moest weten.
  ‘Ja, op meisjes hoofd.’ sneerde hij. Ik besloot de wijste te zijn, door er niet op te reageren.
De volgende ochtend verdwenen sjaal, handschoenen en de nieuwkomer al vroeg uit de la. Ik wist het nu zeker: de plastic zak was nabij.
Toen ging de la weer open. Een hand pakte mams handschoenen en sjaal en voor ik het wist, zat ik op het hoofd van mam. Het ging zo snel, dat het me even duizelde.
   ‘Zo, niets mis mee.’ zei ze, terwijl ze mij bewonderde in de spiegel.
Even later was ik in de buitenlucht. Sneeuwvlokken bedekten me. Maar dat gaf niets. Ik zou er mijn uiterste best voor doen dat mams hoofd droog en warm zou blijven.
Dat had ze wel verdiend. 

 

 

 

 

Een verrassing voor Nina, slot.

Lees hier deel 1.

Eindelijk was het vijf december. Wouter was al een tijdje terug uit school, waar hij het sinterklaasfeest gevierd had. Zijn zusje Nina lag op een bed in de woonkamer. Ze was gespannen voor de komende pakjesavond.
Wouter was ook zenuwachtig. Zou zijn plannetje gelukt zijn? Zou Sinterklaas komen? De man had het natuurlijk druk. Hij werd overal verwacht.
Het heerlijk avondje begon.
Zoals ieder jaar, waren opa en oma er, evenals oom Rik en tante Joke.
Zijn zusje en hij werden behoorlijk verwend en aan het eind van de avond lag er een flinke stapel cadeautjes voor hen. Maar de sint was niet geweest.
Teleurgesteld ging Wouter naar bed. Hij had zo gehoopt dat Sint en Piet de verrassing voor Nina zouden brengen.
Net had hij zijn pyjama aan of er werd op de voordeur gebonsd. Vliegensvlug rende hij de trap af en opende de deur. Voor hem stonden Sinterklaas en zwarte piet.
‘Goedenavond Wouter, sorry dat we een beetje laat zijn, maar we werden nogal opgehouden.’ verontschuldigde sint zich.
Inmiddels waren Wouters vader en moeder ook bij de voordeur gekomen.
‘Wat ….?’ ze keken Wouter verbaasd aan.
‘Mogen we even binnenkomen?’ vroeg Sinterklaas. ‘We hebben een cadeautje voor de kleine Nina.’
‘Natuurlijk, Sinterklaas’ antwoordde een verbouwereerde vader en hij deed een stapje opzij zodat de goedheiligman en zijn knecht konden passeren. ‘Ik hoop niet dat de kleine meid al slaapt.’ Maar Nina sliep niet, die lag met stralende ogen en vuurrode wangen op het bed in de woonkamer.
‘Sinterklaas!’ riep ze uit. De sint liep naar Nina toe, begroette haar en bewonderde het speelgoed dat Nina van hem zou hebben gekregen.
Ze bedankte hem uitvoerig. Ze was zo blij met het stickerboek, de paardenspulletjes en de stiften.
‘Graag gedaan, lieverd. Maar dit is nog niet alles, want in het grote boek las ik, dat er één ding is dat je bijzonder graag zou willen hebben.’
Met grote ogen keek de kleine meid naar Sinterklaas, die zijn hulp wenkte. ‘Kom eens Piet.’
Piet kwam naast de sint staan en overhandigde hem een jute zak. Voorzichtig opende Sinterklaas die. Hij haalde er een klein wit pluizenbolletje uit en legde dat bij Nina op bed.
‘Alsjeblieft Nina. Voor jou, van Sinterklaas.’
‘Het is een hondje.’ fluisterde Nina, terwijl ze het kleine bolletje voorzichtig aaide. Dat werd net wakker, gaapte eens hartstochtelijk en keek verwonderd om zich heen.
‘Mama kijk eens, een hondje!’ Nina keek zo blij naar haar moeder, dat die alle tegenwerpingen inslikte. Wat maakte het uit, dat ze wat vaker zou moeten stofzuigen of iedere dag het dier een paar keer uit zou moeten laten. Op dit moment was dit het beste wat Nina kon overkomen: een maatje om de lange dagen mee door te komen.
‘Sinterklaas heeft er een mandje en wat eten bijgedaan, zodat hij de eerste dagen genoeg heeft. Er moeten nog wel een riempje en misschien wat speeltjes komen, maar daar kan Wouter wel voor zorgen. Of niet jongen?’
Sint keek naar de jongen.
Wouter had vanaf een afstandje toegekeken en toen hij de lach op het gezicht van zijn zusje zag, wist hij dat hij de juiste beslissing had genomen. Het zou helemaal goed komen met zijn zusje en met het hondje.
Sint moest weer verder en nam afscheid van een dolgelukkige Nina, die alleen nog maar oog had voor haar hondje. Wouter liep met hem mee naar de deur.
Buiten draaide Sinterklaas zich nog eenmaal om. Hij legde een hand op de schouder van de jongen.
‘Wouter, jij hebt precies begrepen  waar het Sinterklaasfeest om draait, niet om de dure cadeaus, want  dit hondje was gratis af te halen, maar om liefde voor elkaar. Je zusje boft met jou, je bent een coole broer.’
‘Dank u wel Sinterklaas.’ stamelde Wouter.
Hij keek de beide mannen na, tot ze bijna de hoek om waren.
‘Sinterklaas!’ riep hij ‘Als u volgend jaar nog een Piet nodig hebt…..!
‘Dat is goed jongen, dat is goed…….’ konk het in de verte.

Pas op: NAT!

Sinds een week hebben we hier een winterschilder , die ons hele huis van binnen een opfrisbeurtje geeft. Na tien jaar is dat geen overbodige luxe. Het is een beetje wennen de hele dag zo’n man over de vloer, maar het is voor het goede doel, moet je maar denken. De afgelopen dagen was hij boven aan het werk, maar sinds vandaag heeft hij zijn werkgebied verplaatst naar de benedenverdieping. En dat is onhandig, want nu moet ik goed op natte kozijnen letten.
Ik loop nogal gemakkelijk tegen een natte deurpost aan, of zit gedachteloos met mijn hand midden in de verf. Opgepast dus.
Gelukkig heeft de schilder overal papier opgehangen met: Pas op: NAT!
En dat helpt, want ik ben nog helemaal schoon.
Het is een beetje jammer , dat we hond Jessy nooit hebben leren lezen, want die loopt de komende dagen met een witte neus rond.

Een verrassing voor Nina. Een Sinterklaas verhaal voor het oudere kind.

Wouter fietste alsof zijn leven ervan afhing.
Waarom had hij niet eerder aan deze oplossing gedacht. Het was zo voor de hand liggend.
Als er één man op de wereld was die hem kon helpen, dan was het Sinterklaas wel.
Hij had besloten direct uit school naar het kasteeltje te fietsen, waar de Sint dit jaar zijn intrek had genomen. Het lag iets buiten het dorp. Wouter wist dat, omdat de kleuters van zijn school daar die ochtend een bezoek gebracht hadden.

Na twintig minuten fietsen bereikte hij het gebouw. Hij smeet zijn fiets op de grond en rende de poort binnen.
Het was er een drukte van belang. Overal liepen Pieten, een enkeling had zijn muts en pruik afgezet en toonde zijn blonde haren, van een ander begon de schmink al behoorlijk door te lopen. Het was het einde van een vermoeiende werkdag.
Wouter ging recht op zijn doel af: de kamer van Sinterklaas. Hij vond die door een bordje op de deur.
Na een enkele klop liep hij het vertrek binnen. Hij zag de sint achter zijn bureau zitten, de voeten op tafel, de mijter op schoot en zijn baard onder de kin.
In een paar seconden had de man de voeten van tafel gehaald en deed hij een poging zijn uitdossing te fatsoeneren.
Wouter maakte een handgebaar. ‘Stop maar Sinterklaas. Ik ben twaalf jaar, dus ik weet wel dat u niet echt bestaat. Dat het maar een toneelspel voor kleine kinderen is.’
Verbijsterd keek de sint hem aan, terwijl hij toch nog even zijn baard in juiste positie bracht. ‘Maar, wat doe je hier dan jongen.’
‘Ik heb een probleem en u bent de enige die dat kan oplossen.’ begon Wouter.
‘Ga even zitten, jongen. Volgens mij heb je hard gefietst. Wil je wat drinken?’

Wouter knikte. ‘Graag Sint.’

‘Zeg Kees.’ de sint keek wat onhandig naar zijn knecht ‘ik bedoel eh…. Piet, zou jij wat te drinken willen inschenken voor onze jonge vriend?’ Kees knikte en pakte een glas.

‘Vertel me nu eerst eens hoe je heet en wat je probleem is’ ging Sinterklaas verder.

‘Ik ben Wouter en het probleem is mijn zusje van vijf.’ zei Wouter en hij nam een flinke slok van zijn drinken, dat Kees de Piet intussen voor hem had neergezet.
‘Ga door.’ gebaarde de sint.
‘Het zit zo: mijn zusje is aan haar beentjes geopereerd, die groeiden scheef en nu moet ze een paar maanden in het gips.’ 
‘Ach wat sneu.’
‘O,  ze is dapper hoor, ze klaagt nooit. Maar nu is er iets wat ze dolgraag wil hebben, alleen doen mijn ouders  er nogal moeilijk over.’
‘Vertel het maar jongen.’
‘Nou kijk, ik heb het hier opgeschreven en ook waar je het kunt krijgen. Weet u, als ik het koop, zullen ze vast zeggen dat ik het weer terug moet brengen, maar als u er mee aankomt, dan kunnen ze dat niet weigeren, toch?’ hoopvol keek Wouter de oude man aan. Deze had het briefje aan zijn assistent laten zien, die zijn wenkbrauwen hoog optrok, ten teken dat hij het niet zo zag zitten.
Sinterklaas ging eens verzitten, schraapte zijn keel en zei: ‘Wouter, ik beloof niets, maar ik zal zien wat we er aan kunnen doen. Als het lukt, zal ik het cadeau op vijf december persoonlijk komen aanbieden. Heb je het adres voor me?’

‘Dat staat op de achterkant van het briefje, Sinterklaas.’
‘Mooi zo, dan moet je nu maar snel maken dat je thuis komt, voordat het donker wordt.’
‘Is goed Sint. En weet u? U bent dan misschien niet echt, maar u denkt wel als de echte. U bent een coole Sint’
De man glimlachte, hij bracht de jongen naar de uitgang en zwaaide hem uit tot hij uit het zicht was verdwenen. Daarna keek hij zijn metgezel eens aan.
‘Tja Kees, wat moeten we hier nu weer mee.’

Wordt vervolgd

Mist

Marnix was anders dan anderen.
Zijn moeder weet dit aan zijn vroegtijdige geboorte.
Na zeven maanden zwangerschap was hij  veel te klein om buiten de couveuse te overleven. Dus sleet hij de eerste maanden van zijn bestaan achter het glas, ver weg van de liefkozende armen van zijn ouders. Zo ging dat in de jaren vijftig. Pas na zes weken voelde hij de warmte van zijn moeder, hoorde hij haar hartslag, maar toen herkende hij die al niet meer.
Marnix ontwikkelde zich lichamelijk goed, maar geestelijk bleef hij achter.
Hij kon uren achtereen voor zich uit staren terwijl hij zijn bovenlichaam ritmisch heen en weer wiegde.
Hoe ouder hij werd, des te meer het leek alsof alles langs hem heen ging.
Vanwege zijn handicap ging hij niet naar school. Zijn moeder vond het prima zo. De jongen was lief en rustig en zo kon ze hem een beetje in de gaten houden.
Toen hij tien was, kon niemand meer contact met hem maken. Marnix leefde in zijn eigen wereld. Stond het liefst de hele dag voor het raam in de verte te staren.
Het was een mistige ochtend in november. Marnix stond op zijn vaste plekje voor het raam.
De mist maakte zijn wereld overzichtelijk, het leek daar nu net als in zijn hoofd.
Hij opende de deur en stapte behoedzaam naar buiten.
Dit was zijn wereld. Hier voelde hij zich thuis. Langzaam werd hij een met de mist.
Toen zijn moeder hem niet op zijn vaste plekje vond en de deur geopend zag, sloeg ze alarm.
Er werd een zoektocht op touw gezet, maar het weer bemoeilijkte het zoeken. Na drie dagen trok de mist op. De jongen werd nooit gevonden. Maar ieder jaar, op een mistige dag in november, meende zijn moeder zijn silhouet in de nevel te ontdekken.

geschreven voor WE-300

Buut iedereen!

  ‘….zeven….acht…negen….tien.’
  Wie niet weg is, is gezien! Ik kom!’
Dit vond de zesjarige Myrthe eigenlijk het minst leuke van het spel. Je omdraaien en zien dat er niemand meer is.
Dat je helemaal alleen bent.
Het leek wel op haar leven van het afgelopen anderhalf jaar.
Ze had nog niet tot tien kunnen tellen, of opa, oma en papa waren er niet meer. Overleden. Mama was weg en vorige maand was haar beste vriendinnetje Elise ook nog eens verhuisd.
  ‘Buut Lisa. Achter de groene auto!’
  ‘Buut Aisha. Achter de boom!’
Alleen tante Wil was er nog, maar die liep de hele dag te mopperen dat ze het zo druk had en zo moe was en dat mama maar eens op moest houden met zich aan te stellen en naar huis moest komen om voor haar eigen kind te zorgen.
  ‘Buut Sven. In het speelhuisje!’
  ‘Buut Simon. In de struiken!’
Maar tante Wil wist toch dat mama zo erg verdrietig was, zodat ze ziek geworden was en naar een speciaal ziekenhuis voor verdrietige mensen moest? Dat had de dokter zelf gezegd.
  ‘Buut Aram. Achter de glijbaan.’
  ‘Buut Ilse. Achter de blauwe bus.’
Ze had ze allemaal gevonden.
Wat wilde ze graag dat ze dit spel thuis ook kon doen.
  ‘……zeven…..acht…..negen….tien.’
  ‘Wie niet weg is, is gezien! Ik kom!’
  ‘Buut opa en oma. Op de bank!’
  ‘Buut papa. In de schuur.’
  ‘Buut mama. Aan de eettafel.’